Ga direct naar: Hoofdinhoud

Veranderingen in het clubcircuit aan de hand van Ted Langenbach

Door Meike Jentjens | 6 apr 2023
Ted Langenbach
Foto: Ted Langenbach

De nachtclubs in Nederland zijn nu ruim een jaar weer open. Tijdens de pandemie werd er nog van de ‘nieuwe roaring twenties’ gesproken, waarin epidemiologen en historici voorspelden dat mensen de clubs massaal in zouden duiken en daar niet zo snel weer uit zouden komen kruipen. Is die voorspelling uitgekomen? Partygoeroe Ted Langenbach praat ons bij over de veranderingen in het clubcircuit.

Hij was er vanaf het begin bij. Toen de dance-scene zich zo’n 35 jaar geleden in Nederland begon te vormen en housemuziek overwaaide vanuit Chicago, wist de Rotterdamse vrije geest direct dat dit was waar hij voor leefde. Ted Langenbach is al sinds de jaren negentig als organisator actief in het nachtleven, waar hij met zijn ultiem vrije en idealistische MTC-feesten al snel bekend stond als pionier. Dat vertaalde zich later naar het oprichten van de Rotterdamse club Now&Wow in de Maassilo, waar hij nog steeds clubeigenaar is, samen met zijn partner Pietra Ligura.

Het is niet zo dat house direct serieus werd genomen in Nederland, toen het hier ineens door de speakers klonk in clubs als het Amsterdamse RoXY, de iT, of op de feesten van Langenbach. Ook toen techno opkwam via de Duitsers van Kraftwerk en via de grootheden uit Detroit, werd dat afgedaan als iets voor echte alternatievelingen, waarbij het woord underground regelmatig viel. ‘De enige popjournalist die het serieus nam was Gert van Veen van de Volkskrant, die goede stukken schreef over de clubscene en vaak daadwerkelijk naar feesten afreisde’, herinnert Langenbach zich. ‘Effenaar deed heel veel clubavonden met Miss Djax en Lady Aïda en liep voorop in die tijd, maar daar werd niet over geschreven.’

Pompen of verzuipen

Je zou een vergelijking kunnen trekken met de periode van de coronapandemie, toen het nachtleven een noodkreet liet horen omdat zij hun bestaan in gevaar zagen komen. Er werd veel gezegd dat politiek gezien de clubsector niet serieus werd genomen: in geen enkele persconferentie werden zij erkend of benoemd. Ted Langenbach: ‘Het had zomaar gekund dat de hele boel in elkaar zou storten.’ Één op de acht Nederlandse clubs heeft de deuren moeten sluiten in de afgelopen twee jaar, meldt Het Parool. Nu de overgebleven clubs weer open zijn, is de vraag wat er veranderd is.

‘Naast opmerkelijke trends als dat de muziek steeds harder wordt en in BMPs omhooggaat, zie je dat na de pandemie alles in een versneld tempo is gekomen. De nieuwe generatie eist de festivals en de clubs op. Net als het menselijk lichaam injecteert het zichzelf met nieuwe generaties en nieuwe stijlen. Ik heb dit in de popmuziek en alternatieve hoek ook al meegemaakt: om de paar jaar innoveert het, komt er een nieuwe stijl en is er weer wat anders. Daarom is het zo goed om te zien dat elektronische muziek consistent populair is gebleven, wat niemand ooit had gedacht in de tachtiger jaren.

Ted Langenbach
Kim van hoop
Foto: archief Ted Langenbach

Roaring twenties

‘Tijdens de pandemie werd er voorspeld dat we de ‘nieuwe roaring twenties’ in zouden gaan, wat een beetje is tegengevallen. Veel mensen zaten toch in hun eigen bubbel, maar nu langzamerhand zie ik dat iedereen weer bij elkaar aan het komen is. Mensen lijken toch weer naar clubs te trekken, omdat ze zien dat festivalorganisatoren veelal dezelfde dj’s aantrekken en ze zien dat dit in sommige gevallen een commercieel maniertje is.’

Hij doelt op iets wat hij maniërisme noemt, een term uit de kunst waarbij de stijl van de kunstenaar een maniertje op zichzelf wordt. Het is volgens hem een marketingtruc om zoveel mogelijk kaartjes te verkopen op de bekendheid van de dj’s, waar het niet meer gaat om het nieuwe talent dat je in kleinere clubs kunt ontdekken of de authentieke, vrije sfeer die je de ruimte geeft te ontdekken wie je bent. ‘Mensen zijn daar nu wel doorheen aan het kijken; ze willen geen tickets voor dj’s die op tien dezelfde soort festivals staan deze zomer. Voor de fijnproevers ontstaat daardoor weer een nieuwe golf aan clubcultuur. Vroeger zag je dat richting maart of april de clubs twee maanden gingen sluiten, omdat ze leeg begonnen te raken door het festivalseizoen. Nu wordt er ook op zondagmiddag geprogrammeerd, wat je kunt herkennen van Berghain en Sisyphos in Berlijn en De School in Amsterdam.’

Daar ontstaat een mooie kruisbestuiving: ‘Binnen vierentwintig uur kun je in één club drie verschillende organisatoren hebben, die dezelfde techniek en installatie delen. Je hebt dan drie verschillende creatieve richtingen binnen een etmaal in dezelfde club, wat ik interessant vind om te zien. Dat doet me denken aan de eerste feesten uit de jaren tachtig en negentig, waarin je soms wel vier dagen doorging. Je begon in Rotterdam, ging dan door naar Antwerpen, en je eindigde misschien op zondagavond ergens in Amsterdam. Bij een echte coming-of-age hoort dat je de clubs induikt, en dat red je niet met een of twee festivalletjes.’

Clubcultuur-inflatie

De beweging duikt dus weer richting de clubs, wat niet alleen aan de line-ups ligt: ‘Het wordt steeds duurder om een festival te organiseren, zeker door kosten als beveiliging, gages voor dj’s, de infrastructuur en de techniek. Hierdoor kan het zijn dat dance teruggaat naar clubs, omdat festivals te veel geld gaan kosten voor de organisatoren én bezoekers. Positief is dan wel dat de clubcultuur weer terugkomt en er ruimte is voor kleinere namen. Kijk naar Cynthia Spiering, die inmiddels heel groot is en drie jaar geleden nog achter de bar stond te werken bij Perron.’

Ze blijven het wel moeilijk hebben, die clubs. In Eindhoven, waar Langenbach drie jaar Cultuuradviseur was voor de gemeente, zijn er maar weinig te vinden, schrijven we eerder. Locaties blijven een probleem, zegt hij. ‘In Eindhoven zag je dat er na de millenniumwisseling op Strijp-S voldoende plek was voor semi-illegale en hele gave feesten. Dat kan allemaal niet meer. In Utrecht heb je alleen Club Basis, waar 300 mensen in kunnen. Cynthia Spiering speelt daar wel eens, maar het is natuurlijk veel interessanter voor een organisator om naar een club van 800 man te kijken, die ze tegenwoordig ook uitverkoopt.’

Ted Langenbach ziet drie segmenten clubs: tot 300 bezoekers, een tijdje niets tot aan de 800 tot 1500 bezoekers, en dan een lange tijd niets tot aan de 4.000 bezoekers of meer. ‘Dan heb je ook wel publiekstrekkers als Charlotte de Witte of Reinier Zonneveld nodig om genoeg kaarten te verkopen. Bij Now&Wow moeten we ook al 800 bezoekers trekken om de kosten van onze evenementen te dekken.’

Jordy Brada
NowWowclub
Foto: Jordy Brada | Now&Wow Club

Imploderende niches

Wil je als organisator groter of professioneler worden, moet je dus grote stappen zetten. Kleinere clubs programmeren vaker in niches dan grote popzalen, waar ruimte is voor meer mensen en die dus ook getrokken moeten worden. ‘Elke niche implodeert weer snel, na twee jaar stappen die mensen over naar een wat groter ding. Om het financieel draagvlak te geven moet je blijven investeren in dat niche, maar je publiek gaat vaker door naar grote evenementen of zalen.’

Een oplossing ligt misschien in subsidies: Paradiso, Melkweg en Worm in Rotterdam krijgen flinke subsidies volgens Langenbach en kunnen daardoor clubavonden organiseren. Ook hebben zij vaak vergunningen voor langere tijd, wat clubs vaak niet hebben. ‘Voor Now&Wow was dat niet anders, we mochten maar twee of drie jaar blijven op de locatie waar we zaten, voordat we naar de Maassilo gingen. We hebben toen heel erg bij de politiek en overheid moeten lobbyen dat dancemuziek cultureel erfgoed is en dat het net zo belangrijk is als popmuziek. Waarom krijgt popmuziek wel grote en blijvende plekken als Paradiso, Paard van Troje, en Melkweg, en heeft dance dat niet? Het zou mooi zijn als er in permanente plekken voor het nachtleven wordt geïnvesteerd en het even serieus genomen zou worden als popmuziek. Dance weet zichzelf altijd te bedruipen en bij pop moet er altijd geld bij. Dat mag ook wel eens andersom. Kleine clubs moeten een opstapplek zijn voor talent, met geld voor goede managers.’

Poppodia gaan elektronisch

Het lijkt een verschuiving te zijn in het clublandschap; de poppodia nemen de rol van clubs steeds meer over. Een goed voorbeeld daarvan is Parallel, de redelijk nieuwe nachtclub van Paradiso gevestigd in hun locatie in Amsterdam-Noord, of Effenaar die met de nieuwe nachtvergunning steeds meer de functie van een club aanneemt. Gek is het niet, vindt de partygoeroe: ‘Dancemuziek is natuurlijk ook gewoon popmuziek. Kijk naar Underworld, dat was vroeger al gewoon pure pop met elektronische muziek erbij. Tegenwoordig gebeurt dat nog veel meer, acts houden zich al lang niet meer aan een genre. Mijn motto is: let it flow. Ik ben er trots op dat die vermenging beter gaat nu.’

Die mengvorm zie je ook terug in de artistieke afslag die Langenbach heeft genomen; tegenwoordig cureert hij meer dan hij programmeert, maakt hij ruimte voor de nieuwe generatie die de club naar een nog hoger niveau wil gaan tillen, en draait hij het liefst van alles door elkaar op zijn maandelijkse, vaste avond in Ferry Rotterdam. Die plek is ook geen standaard club en is qua opzet te vergelijken met het Amsterdamse Supperclub. Over de vorm van clubs zijn we dus nog lang niet uitgepraat, en alhoewel de klassieke nachtclub zal blijven strugglen met vergunningen, sluitingstijden, en bezoekersaantallen, en poppodia steeds meer dat gat zullen gaan opvullen, is er één ding dat als een paal boven water staat volgens Ted Langenbach: ‘Muziek is veel krachtiger dan welke politieke stroming dan ook. Dat is wat dance en elektronische muziek zo uniek maakt.’ Hij gaat verder: ‘Zo hoort het eigenlijk, dat je als kunst boven alle politieke stromingen staat. Zo leer je samen volwassen worden en zwemmen, je moet erin worden gegooid met voldoende keuzevrijheid voor welke muzikale stroming dan ook.’

Contact

Dommelstraat 25611 CK Eindhoven

info@effenaar.nl+31 (0)40 311 83 12