Uit de tijdcapsule: Een jong, braaf en vastberaden The Cure legt basis voor succes in Effenaar
Door Guido Segers | 9 dec 2024Op dinsdag 11 december 1979 stond een jong bandje, genaamd The Cure uit het Britse Crawley, op het podium van Effenaar. Het was de derde oversteek van de band en de tweede show van een heuse tour. Het ijzersterke debuut ‘Three Imaginary Boys’ zorgde voor hoge verwachtingen in Eindhoven. Dit jaar is het 45 jaar geleden dat The Cure zijn opwachting maakte in Effenaar. Een mooi moment voor een tripje terug in de tijd!
De titel van het debuut ‘Three Imagininary Boys’ verwijst naar jeugdvrienden Robert Smith, Lol Tolhurst en Michael Dempsey; de oprichters van de band. Het trio vormt in 1972 het kortstondige schoolbandje Obelisk. Enkele jaren later treft men elkaar in de band Malice, die na enkele personeelswissels evolueert naar Easy Cure. Onder die naam wordt de debuutsingle ‘Killing An Arab’ opgenomen, een verwijzing naar het boek L’Etranger van Albert Camus. De titel zorgt voor controverse die jarenlang duurt, en als de band onder de nieuwe naam The Cure in 1979 het debuutalbum uitbrengt ontbreekt de song om die reden.
De roze hoes met koelkast
Carlos van Hijfte, toentertijd platenboer bij Bullit – later nog programmeur bij Effenaar - had de band al vroeg in de gaten. "Het was een fascinerende tijd en elke maandag werd ik heel blij van een doos nieuwe platen die ik allemaal luisterde. The Cure viel op door die roze hoes met een koelkast erop. Het was heel anders en een heel goede plaat met echte liedjes, zoals Engelse bands die maken. Erg toegankelijk ook, goed om naar te luisteren en op te dansen. Het was zo’n plaat voor iedereen, die ik aan kon zetten in de winkel en mensen kochten die dan ook. Het was echt iets nieuws.”
Kunstenaar Rik van Iersel was net gestart als kersverse (en piepjonge) vormgever voor Effenaar en zat midden in de postpunkbeweging die de muziekindustrie veranderde, vertelt hij. “Effenaar had zo nu en dan bandjes, maar Ton van Gool was bezig om een vastere programmering neer te zetten. Ik was bij veel shows, hing in de platenzaak rond en volgde alles op de voet. The Cure viel op door die hoes, zo anders dan Amerikaanse bands en dat maakte ze aantrekkelijk voor mij.”
The Cure was zeker schatplichtig aan punk, wat het in deze periode mogelijk maakte om wat anders te zijn, vertelt The Cure-drummer Lol Tolhurst aan Effenaar voor het boek Memories Can’t Wait. “In retrospectief zie je wel dat 1979 een apart jaar was in de muziekgeschiedenis. Ons eerste album was net een half jaar uit toen we in Eindhoven speelden. We wisten dat we iets anders deden dan anderen, maar nog niet waar dat toe zou leiden. Omdat we in Crawley woonden, een stad die ongeveer 50 kilometer buiten Londen ligt, waren we niet alleen door die Londense scene beïnvloed. Doordat we echt van buiten de grote stad kwamen hadden we min of meer ons eigen geluid.”
I'm a Cult Hero
Het album is een succes en The Cure komt eerder in het jaar al naar Nederland. Van Hijfte ziet de band in actie op New Pop in Rotterdam in september. “Toen was het nog een trio en het optreden was erg sterk, dus ik ben ze blijven volgen. Ik zag ze nog vaak in die periode, onder andere in Tilburg en Nijmegen, en uiteindelijk ook in Eindhoven.” Maar op het podium van Effenaar zou een heel andere band verschijnen. The Cure wordt in de tussentijd een viertal, zonder Michael Dempsey. Er was veel gebeurd.
Kort na New Pop gaat The Cure op tour met Siouxsie and the Banshees. Frontman Robert Smith raakt gefascineerd door het donkere geluid en de esthetiek van de punkband, waar hij als invallend gitarist in meedraait. Daarin botst hij met Dempsey die juist een cleaner geluid voor ogen heeft. De twee komen er niet uit en aan het eind van de tour, op 15 oktober 1979, verlaat Dempsey de band. The Cure brengt kort daarna de derde single uit en de eerste van compilatiealbum ‘Boys Don’t Cry’, wat ook ‘Killing an Arab’ bevat. Het is de laatste plaat met de originele line-up.
Voor het vertrek van Dempsey, neemt Smith nog de single ‘I’m A Cult Hero’ op met Gallup en Hartley onder de naam Cult Hero, om hun samenwerking te testen. De zang wordt verzorgd door een markante postbode uit Crawley, genaamd Frank Bell, die graag rondliep in een T-shirt met de tekst 'I'm a cult hero'. Tolhurst en Dempsey spelen ook op de single. Gallup en Hartley worden op 16 november 1979 leden van The Cure, de dag dat de tour met The Associates begint. Het bijzondere is dat Michael Dempsey dezelfde dag lid wordt van The Associates. Het einde van de ‘Three Imaginary Boys’. The Cure heeft een spannende tijd doorgemaakt, volgens Lol Tolhurst. “De tour in december 1979 was onze eerste echte concertreeks buiten het thuisland. Het was december. Het was koud en regenachtig. De kiem van de latere problemen in de band was al gelegd, als ik er zo aan terugdenk. We speelden dat jaar 125 concerten en het succes lonkte. Later is alles flink geëscaleerd, maar in die tijd konden we nog met z’n allen door een deur.”
Samen iets moois maken
Kunstenaar Rik van Iersel maakt bij de show van The Cure zijn debuut als vormgever. “Ik woonde pas op mezelf en was van de Grafische school geschopt. Toch wilde ik ontwerpen en ik had gehoord dat Effenaar op zoek was naar een nieuwe vormgever. Geertjan Dusseljee was ermee gestopt, maar de procedure was al gesloten. Ik stopte een lading experimenten en schetsen in een enveloppe en fietste naar Effenaar. Ik had geen ervaring, geen opleiding, maar ik voelde de muziek goed aan en ik geloofde in dat do-it-yourself gedachtegoed. Schijnbaar vonden ze het wel wat, want een tijdje later hing mijn eerste poster daar.” Het begin van een mooie carrière voor Van Iersel. Toch kijkt hij er met gemengde gevoelens naar. “Als vormgever ben je altijd kritisch op je werk. Ik heb hierna honderden dingen gemaakt, maar toch word ik nog vaak herinnerd aan deze jeugdzonde, waar ik me een beetje voor geneer. Hoewel, het is ook wel een mooi debuut natuurlijk.”
De motivatie om posters te maken was toen niet om een carrière te starten, benadrukt Van Iersel. Net als de meeste mensen die betrokken waren bij deze show, was liefde voor muziek de drijfveer: “Ik voelde heel sterk dat ik hier wilde zijn. En als je geen geld hebt, moet je een weg vinden en ik kon tekenen. Geen idee waar dat heen zou gaan, maar als het goed was kon ik blijven en muziek zien die ik wilde zien.” Effenaar was voor velen een plek waar je bij wilde horen, legt hij uit. “Het was een plek waar iedereen onderdeel was van de avond. Of het nu de vrijwilliger was die bier tapte, iemand die de zaal opruimde, of de muzikanten zelf; het voelde als een gezamenlijke inspanning."
Soundtrack van het moment
Ook Van Hijfte draagt zijn steentje bij aan de avond, namelijk als diskjockey. “Ik was bevriend met Ton van Gool – toentertijd programmeur bij Effenaar - en hij vroeg me vaak om te komen draaien bij shows. Ik zei eigenlijk altijd ‘ja’. Het grappige was dat Effenaar toen zelf geen platenspelers had, dus die moest ik uit de winkel meenemen. Ergens in de nacht bracht ik ze dan weer terug om de volgende dag weer platen te verkopen. Best een onderneming, maar als je 23 bent vindt je dat helemaal niet erg.”
De exacte playlist van die avond weet Van Hijfte niet meer, maar hij heeft een goed idee wat er in de koffer zat. “Hmm… Echo and the Bunnymen, Talking Heads, Joy Division was ook al bezig volgens mij, Dexy’s Midnight Runners, Joe Jackson… Weet je, op zo’n avond bij The Cure draaide je wat poppy-er dan op andere bandavonden. Er waren bands waar je de neiging had om wat zwaarder en meer obscuur te draaien, maar bij deze band was dat niet.”
Een avond vol potentie
In de zaal zelf hangt een gezonde spanning voor een uitverkochte show. “Veel mensen hadden gehoord van The Cure en er hing een sfeer van verwachting”, zegt Peter Cox, die in die tijd huisfotograaf was bij Effenaar. “De komst van The Cure leefde heel erg in mijn vriendengroep. We probeerden vooraf zoveel mogelijk muziek al te luisteren, zodat je de nummers kende. In die tijd was een Engelse band een zeldzaamheid.” Van Iersel had hetzelfde gevoel en was erg nieuwsgierig. “Je voelde aan alles dat die band groot ging worden, dat het een moment was wat je mee moest maken. Je voelde al aan alles dat het een ambitieuze band was met serieuze muzikanten. Nog een beetje groen van de overtocht, maar je zag vastberadenheid bij Robert Smith. Het was ook geen pretje in Engeland toen, dat hoorde je terug in de muziek. Toeren was een manier om weg te kunnen uit eigen land.”
Met het optreden overtuigt de band. “Geen flauwekul, geen toeters en bellen, maar gewoon een hele goede band”, legt Cox uit. “Het waren heel nette jongens eigenlijk en ze speelden heel erg goed. Robert Smith was een brave jongen met een normaal kapsel en een streepjestrui aan. Een paar jaar later zag ik ze in de Maaspoort, toen had hij dat kapsel en de make-up, en was het een provocateur. In Effenaar was dat er nog niet. Het geluid stond al wel als een huis. Ze speelden die avond ‘A Forest’ al live, die single was nog niet uit. Dat is voor mij hét nummer van The Cure, samen met ‘Boys Don’t Cry’. Ik zag onlangs de laatste show terug voor de nieuwe plaat. Dan zie ik een band die een kunstje herhaalt, een uitgebluste Robert Smith, maar in Effenaar zagen we een frisse en gepassioneerde band. Het is niet voor niets dat die show me 45 jaar later nog steeds is bijgebleven.”
Het muzikantschap is ook wat Van Iersel blijvend waardeert in de band, want ondanks de looks van Smith is de band steeds bij die basis gebleven, stelt hij. “Ik weet nog wel dat het podium halfleeg leek, omdat het alleen die gasten waren met hun spullen. Versterker, snoertje, gitaar… klaar. Het was niet rommelig, ze wisten precies wat ze deden. Echte muzikanten. Ik heb lang niet naar ze geluisterd, maar nu ik laatst beelden zag van een liveshow viel me op hoe die band er nog steeds echt staat.”
Vanachter uit de zaal, bij zijn draaitafels, is Van Hijfte die avond ook onder de indruk. Zo nu en dan nam hij nog wel een geluid op van shows, maar deze avond helaas niet. “Veel opnames zijn hoge kwaliteit, maar deze heb ik helaas gemist. Wat ik me herinner is dat het leuke jongens waren, dat vonden de meisjes ook. Ik heb ze in die tijd vaak gezien dus misschien lopen de shows wat door elkaar, maar de setlist kende je van voor naar achter. Ze hadden tenslotte alleen dat debuut en een paar singles uit. De hits waren natuurlijk de hoogtepunten. Voor en na de show was de band ook in de zaal. De kleedkamers waren naast het podium. Ze waren heel vriendelijk en gewoon.” Van Iersel herinnert zich ook dat de band daarna nog wat kwam drinken en hij meent zelfs dat ze zijn poster nog gezien hebben. “Wat ze daarvan vonden weet ik niet meer, maar we hebben met een groep nog nagepraat die avond. Zo ging dat vaker in die tijd.”
Tijd van experiment
Het optreden van The Cure was het begin van een prachtige carrière voor de band.. Er hing duidelijk iets in de lucht, mijmert Van Iersel: "In die tijd was alles nog heel experimenteel. Je kon dingen uitproberen, fouten maken, en daarmee weer verder leren. Dat gold niet alleen voor artiesten, maar ook voor mensen zoals ik die posters maakten. De bandjes waren jong en net zo pril als wij. Dat maakte het allemaal heel inspirerend en gaf een gevoel dat alles mogelijk was. Niet alles was gepland, je vogelde het uit.” Ook Cox voelde die Zeitgeist bij The Cure. Hij had eerder al Sex Pistols en Ramones gezien, maar deze periode was ook fascinerend. “Punk was al voorbij en er volgde een explosie van originaliteit. Als fotograaf hoorde ik op tijd wat er kwam, maar alles ging heel spontaan. Dat was mooi om mee te maken en vast te leggen.”
The Cure heeft daarna grote hoogtes bereikt, maar niet zonder worstelingen. Lol Tolhurst wisselt zijn drumstel in voor de toetsen na het vertrek van Hartley een korte tijd later. Vanwege zijn verslaving wordt hij kort voor de release van ‘Disintegration’ in 1989 uit de band getrapt door Smith, zijn bijdrages op het album waren nihil. Dempsey verschijnt nog één keer in een video voor de re-release van ‘Boys Don’t Cry’ maar speelt vervolgens nooit meer in The Cure. Tolhurst speelt nog sporadisch mee. De twee ex-‘Imaginary Boys’ vinden elkaar nog in een aantal projecten, maar nooit met Robert Smith. Die houdt The Cure draaiende en in 2024 kwam ‘Songs of a Lost World’ uit, misschien wel de beste Cure-plaat tot dusver.